- " Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren " Lukas 11 vers 28
Biddag
‘Geef ons heden ons dagelijks brood’
Mattheüs 6:11
Deze bede komt hierop neer, of de Heere ons een zodanig deel wil geven van uitwendige zaken als Hij het beste voor ons acht: schenk mij genoeg op mijn dagelijkse weg tot ik in de hemel ben, dat is voldoende. Laat ik dit in het kort zeggen: de goede dingen in dit leven zijn gaven van God, Hij is de Gever! Niet alleen, geef mij het geloof maar ook het voedsel. Beide zijn een gift van God. Jakobus zegt het zo: ‘alle goede gave (…) is van boven, van de Vader der Lichten afkomende.’ Let toch eens op hoe arm en behoeftig wij zijn. Wij leven allemaal van vrije giften. We hebben niet meer en niet minder dan God ons geeft uit Zijn voorraadschuur. De duivel heeft onze eerste ouders overreed, dat zij door ongehoorzaamheid aan de Heere als God zouden zijn (Gen3:15). We kunnen nu zien wat voor een goden wij zijn, zodat we geen stukje brood bezitten om te eten, TENZIJ God het ons geeft. Dat is vernederend.
Wat is dan nodig? Gebed, gelovig gebed. De boom van zegeningen zal zijn vrucht niet laten vallen, tenzij wij daaraan schudden met de hand van het gebed. Wat we ook bezitten, als het niet gekomen is langs de weg van het gebed, dan is het niet gekomen in de weg van de liefde. Dan is het, net als de kwakkels aan de Israelieten, in toorn aan ons gegeven. Als alles wat we krijgen een gave is, dan is verdienste uitgesloten. Let dan op Gods goedheid. Er is in ons niets wat Gods goedheid kan verdienen of ook maar daaraan kan beantwoorden. Toch heeft God uit onverdiende goedheid gouden zegeningen op ons doen regenen. God is goed, dat is Zijn natuur. Hij wordt niet moe van ’t geven, Hij wordt ook niet armer van het geven. Hij heeft blijdschap in het geven: ‘Hij heeft lust aan goedertierenheid’ (Micha 7:18).
Zoals de dauw valt zowel op de distel als op de roos, zo legt de Heere zelfs brood in brutale monden die tegen Hem worden opengedaan. De Heere voedt hen en zij strijden tegen Hem. Is dat niet onwaardig en ondankbaar? O, wat zullen Gods zegeningen tegen diegenen getuigen die tegen hun Gever zondigen en Gods koninklijke genadegaven misbruiken. Als de Heere ons toch alles geeft, ons gezichtsvermogen, ons gehoor, ons voedsel, onze kleding, enz., laten we dan Hem de hoogste lof toebrengen. Zou onze kleding ons verwarmen en beschermen als God daarover Zijn zegen inhoudt? Zaait de Heere het zaad van de zegeningen, laat dan dankbaarheid de vrucht zijn die wij Hem toebrengen. De Heere geeft ons dagelijks brood, laten wij hem dagelijks prijzen. Musici laten het liefst hun trompet klinken waar de beste akoestiek is en de Heere schenkt Zijn zegeningen het liefst waar de beste weerklank van lofprijzing is.
Als we bidden om zaken die tot dit leven behoren, moeten wij tijdelijke dingen begeren met een geestelijk doel. Wij moeten deze zaken vragen om ons tot hulp te zijn op onze reis naar de hemel. Denk aan Hanna: ze bad om een kind, maar met het doel dat haar kind aan God gewijd zou mogen zijn. Als we bidden zonder dit doel, dat is dan eerder roepen als zwarte raven dan als christenen. Bidden we om dagelijks brood, hoeveel te meer moeten we dan bidden om hemels Brood, het Brood des levens!
Dit gebed: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ is zo nodig. Al hebben wij het brood dan in onze hand, toch ligt de zegen in Gods hand! En die moet uit Zijn hand gehaald worden door gebed. En waarom bidden wij: ‘Geef ons’. Iedere ware christen heeft een gevoel van medelijden met de noden en ellenden van anderen. En hij bidt of God Zijn milde hand ook tot hen wil uitstrekken. In ’t bijzonder bidt een christen voor de heiligen (Ef. 6:18). Dat zijn kinderen van hetzelfde huisgezin. Leer dit van David: in Psalm 51 begint hij met een gebed voor zichzelf: ‘Wees mij genadig, o God’ en eindigt hij in het laatste vers met een gebed voor anderen: ‘Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen’.
Christus Jezus, Die de erfgenaam van alles is, is om onzentwil arm geworden. Laten wij dan tevreden zijn met het ons bescheiden deel.
Thomas Watson, Uit: Het Gebed des Heeren
De HEER’ is God; erkent, dat Hij
Ons heeft gemaakt (en geenszins wij)
Tot schapen, die Hij voedt en weidt,
Een volk, tot Zijnen dienst bereid.
Psalm 100:2