• " Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren " Lukas 11 vers 28

Meditatie

Het vallende blad

En wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.
Jesaja 64:6b

We leven opnieuw in de tijd van het jaar dat de bomen verkleuren. Het frisse groen van de lente, dat al had plaatsgemaakt voor de diepgroene kleuren van de zomer, wordt meer en meer veranderd in de gele, rode en bruine kleuren van de herfst. De eerste bladeren zijn al afgevallen. En naarmate er nachtvorsten komen en de stormwinden gaan waaien, zullen hoe langer hoe meer bladeren gaan vallen. Totdat er uiteindelijk niets overblijft dan de dorre en doodse kaalheid van de winter.

Van het vallend blad gaat een prediking uit. Elk blad is net een brief. Wij zijn de geadresseerden en de afzender is de dood! ‘De dood heeft mij een brief geschreven. Ik las hem op het vallend blad.’
Vanuit de natuur worden wij onderwezen in de loop van het menselijk leven. Het is een opgaan, blinken en verzinken. Of, om in het beeld van een blad te blijven: een uitbotten, groeien en afvallen. Dat is de stervenswet die ons allen geldt. Want het is de mens gezet eenmaal te sterven, en daarna het oordeel. Sterven … en dan? Die vraag wil beantwoord worden uit de Schrift. Gods Woord leert ons heel duidelijk, dat we wel vallen als een blad, maar dat we niet verteren als een blad. We hebben immers niet alleen een lichaam, maar ook een ziel, die onsterfelijk is. Daarom is sterven geen verdwijnen, maar een verschijnen. Een verschijnen voor die God, Die zegt: Sterven … en daarna het oordeel! Een oordeel dat gegrond is op Gods wetten van recht en gerechtigheid. De eeuwige, de heilige en rechtvaardige God zal een onherroepelijke uitspraak doen over onze eeuwige bestemming. Eeuwig wel, of eeuwig wee. Wij állen vallen af als een blad. Niemand uitgezonderd. Als je jong bent, kun je sterven. Als je oud bent moet je sterven.

Lezer, wat is het toch ontzettend, dat we met een vallend blad moeten vergeleken worden. We waren in de Hof van Eden heerlijk verbonden aan onze Schepper, de Bron van Leven. Hij schiep ons, niet om te sterven, maar om te leven, tot Zijn eer. Maar we maakten ons moed- en vrijwillig los van Hem. Daarom is er nu geen groei en bloei, maar een afvallen. En daarmee spreekt het vallend blad niet alleen van onze broosheid, maar ook van onze boosheid, van onze schuld. De vergankelijkheid is er door de zonde gekomen. Daar hebt u de oorzaak!
Is deze door Gods Geest aan ons ontdekt? Dan is onze vergankelijkheid niet alleen een klacht ván u. Maar wordt ze ook verstaan als een aanklacht tégen u. Dan zult u met het vervolg hartelijk instemmen: En onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.
Wat die misdaden zijn? Alles wat niet is geweest tot eer van God. Dat is alles, wat wij hebben mís-gedaan. Als wij sterven zoals we geboren zijn, voeren onze misdaden ons weg naar de eeuwige buitenste duisternis. Het vallend blad predikt u, dat u nú nog niet bent afgevallen. Nú leeft u nog in het heden der genade. Nu leef jij nog in de welaangename tijd, de dag der zaligheid.

Wij allen vallen af als een blad. Dat is een belijdenis van het welverdiende oordeel van God over ons verzondigde leven. Maar tegelijk ook dé boodschap van vrije genade voor een des doods schuldige misdadiger. U begrijpt dat niet? Luister, het geheim van de genadeboodschap ligt verklaard in het woordje allen. Want daarin is ook Christus begrepen. Hij is gestorven. Hoewel Hij nooit één misdaad heeft begaan. Toch is Hij door Zijn Vader met de misdadigers gerekend. En dat, opdat een misdadig volk rechtvaardigheid Gods zou worden in Hem. Door Zijn sterven heeft Hij verzoening teweeg gebracht. Zodat de grootste der misdadigers en de snoodste der zondaren nog zalig kan worden.

Dat wordt een eeuwig wonder, als Gods eerlijkmakende Geest mij maakt wat ik ben: een misdadiger. Om mij vervolgens een oog des geloofs te schenken buiten mijzelf op Hem, Die de dood heeft gedood, de schuld der Zijnen heeft betaald, de straf heeft gedragen en Die zo hartelijk en welmenend nodigt: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden!
Lezer, al is uw zonde nog zo groot, al zijn uw misdaden nog zovele, Hij is nabij de ziel die tot Hem zucht. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Voor degenen die dat ervaren, wordt de boodschap van het Evangelieblad (!) een zeer blijde boodschap. Zij sterven voordat ze sterven. En wanneer ze sterven is dat eeuwige winst. Want het leven was hen Christus. Als een áfvallige zondaar werden ze opgeraapt en verbonden aan de Levenswortel. En weet u, bij ogenblikken mogen ze uitzien, dat het woord van onze overdenking, wij allen vallen af als een blad, aan hen zal worden vervuld. Ze zien er naar uit om hier niet altijd te hoeven blijven. Dat er een einde komt aan het zondigen. Hun sterven is door Gods genade een doorgang tot het eeuwige leven.

Wat zegt u en jou het vallende herfstblad? Gaat er alleen een sprake van de dood vanuit? Of ook een sprake van het leven? Brengt uw sterven u eeuwig bíj God, of voert het u eeuwig weg ván God?
Dat we de boodschap niet zouden vertrappen, zoals de herfstbladeren onder onze voeten worden vertreden. Dat het ons zou brengen aan de voeten van de Heere met de smeekbede: Geef mij Jezus, of ik sterf. Hij wordt u aangewezen als een levende Zaligmaker. Wie dan de Zoon heeft, die heeft het leven. Maar wie de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.

Ds. D. Zoet

  • © hersteld hervormde kerk 2025

Heeft u vragen over het geloof?

Open Sluit